De archetypische betekenis van het sinterklaasfeest

Auteur: drs. Paul Revis.

Als wij de archetypische betekenis van het sinterklaasfeest willen onderzoeken, dan zullen wij ons eerst de vraag moeten stellen: wat is een archetype? Dit begrip verwijst naar een belangrijke ontdekking van Jung. Als psychiater viel het hem op, dat in de dromen en fantasieën van zijn patiënten dezelfde motieven opdoken als in de sprookjes en mythen van de wereldliteratuur. Aanvankelijk noemde Jung deze motieven ‘oerbeelden’ (een term, ontleend aan Jacob Burckhardt). Het begrip ‘oerbeeld’ houdt in, dat de beelden van dromen, sprookjes en mythen steeds weer dezelfde, terugkerende motieven vertonen. Het ‘oerbeeld’ is nog niet Jungs latere begrip ‘archetype’ zoals we nog zullen zien.

Eerst geven we enkele voorbeelden van oerbeelden of grondmotieven in sprookjes en mythen. Een motief dat bijvoorbeeld in talloze sprookjes opduikt, is het kwaad. Of het nu sprookjes betreft uit China, uit Europa, uit het Andes-gebergte: overal een heks, een draak, een slang, een duivel, een boze tovenaar enz. Een ander oerbeeld dat in veel sprookjes overal ter wereld voorkomt, is dat van de man-vrouw verhouding: de prins die na vele beproevingen mag trouwen met de prinses. Behalve in sprookjes kunnen ook in mythen van verschillende culturen dezelfde motieven voorkomen. Een bekend voorbeeld is het zondvloedverhaal in het Gilgamesj-epos, dat ook in de bijbel voorkomt. Omdat de landen, waarin beide versies ontstonden, niet al te ver van elkaar liggen, kon men hier nog een beïnvloeding aannemen. Dat werd al moeilijker toen het binnenland van Afrika werd opengelegd en men allerlei versies van het scheppingsverhaal tegenkwam. Volstrekt uitgesloten werd het om een beïnvloeding tussen de bijbel en de Indianencultuur van Midden-Amerika aan te nemen. En toch… ook in het heilige boek van de Maya’s, de Popol Vuh, wordt melding gemaakt van een schepping, een zondvloed, een raaf die nieuw land aanwijst en een trek door de zee.

Later ontdekte Jung dat het oerbeeld nog niet het archetype zelf is. Achter alle symboliek gaat een vormgevend principe schuil, dat onafhankelijk van tijd en plaats kan optreden. Jung vergelijkt dit principe met “(…) het assensysteem van een kristal, dat de kristalvorming in de moedervloeistof als het ware preformeert, zonder zelf stoffelijk te zijn (G.W. IX-I, p. 95*).” Het archetype kan slechts vergeleken worden met de onveranderlijke geometrische verhoudingen (G.W. IX-I, p. 95-96*) van dat assensysteem. Het is dus een vooraf gegeven mogelijkheid. (*G.W. staat voor Gesammelte Werke)

Welke verhoudingen bepalen nu het archetypisch beeld van Sinterklaas en Zwarte Piet? Dat zijn de verhoudingen wit-zwart, licht-duisternis, goed-kwaad. Sinterklaas symboliseert het goede: hij draagt een witte baard en berijdt een schimmel. Zwarte Piet is niet zonder meer de tegenhanger van Sinterklaas. Volgens de legende is hij een Ethiopisch kind, dat door Sint Nicolaas op de slavenmarkt is vrijgekocht. Het zwart is een verwijzing naar de wereld van het kwaad, van de slavernij waaruit hij bevrijd is. Als persoon behoort hij bij de wereld van Sint Nicolaas, de wereld van het goede. Dezelfde archetypische verhoudingen zien we ook in de Wodan-mythe. Wodan heeft een witte baard en rijdt op het witte, achtpotige paard Sleipnir. Hij wordt geflankeerd door twee raven: Hugin en Munin. Ook hier is het zwart een verwijzing naar het kwaad. Ook zij zijn door Wodan daaruit bevrijd en behoren als zijn dienaren tot de wereld van het goede. Zij bespieden de mensen door de rookgaten van hun woningen en berichten Wodan over hun gedrag. Al naar gelang hun daden beloont of straft Wodan hen.

De eindconclusie mag duidelijk zijn. Zoals Wodan met zijn raven, zo vormt Sint Nicolaas met Zwarte Piet een archetypisch beeld met de oproep onze schaduw te integreren. <<

Verscheen eerder in het IVAP Jung Bulletin nummer 3, 2022.